de waarheden van
de agnost
*Het overzetten van de taal de logica naar deze pagina is nog niet geheel gelukt, dit doet af aan de paper.

De agnost heeft geen antwoord op een aantal van de meest basale vragen: heeft het leven zin, is er een kracht die heerst over goed en fout, en daarmee ons gedrag een context geeft? Zijn er buiten de fysieke wereld en de natuurwetten nog andere krachten in het spel?
Het is eenvoudiger om de wereld te beschouwen vanuit een idee dan vanuit een vraag, vooral wanneer de vraag zo prangend is. Maar alle denkbare antwoorden vergen veel inlevingsvermogen. Het idee dat alles uit het niets is ontstaan, dat alles eindig of oneindig lang heeft bestaan en een eindig of oneindig chemisch proces is, in een eindig of oneindig groot heelal. En ook het idee dat er iets goddelijks is, een gedaante of kracht die de wereld heeft geschapen, die de werkelijkheid begrenst en bestuurt, of alleen alles in gang heeft gezet en pas aan het slot weer verschijnt.
Een geloof, zowel het geloof dat er iets goddelijks bestaat, als het geloof dat er niets is buiten de fysieke wereld, geeft rust aan de gelovende. Deze rust kent de agnost niet.
Atheïsten en religieuzen zouden kunnen zeggen dat het agnosten ontbreekt aan zekere kennis, dat de onzekere nog in een voorstadium van religie of atheïsme verkeert. Maar dat is niet per se het geval. Veel agnosten stellen dat het onmogelijk is om wetenschappelijk te bewijzen dat er een God bestaat en dat het ook onmogelijk is om wetenschappelijk te bewijzen dat God niet bestaat. Zo, zeggen ze, zit God nou eenmaal in elkaar. Ockham zegt hierover, dat wetenschappelijke waarheden en geloofswaarheden verschillende objecten hebben en dus per definitie niet gelijk zijn aan elkaar (Van der Lecq, 2014). Wanneer we kennis definiëren als wetenschappelijk te bewijzen kennis, zoals gangbaar is, is er volgens Ockham niemand met zekere kennis op dit gebied en zal er hierover ook nooit kennis kunnen worden verkregen binnen de wetenschap. Dit wordt ook wel agnosticisme genoemd. Andere agnosten zijn minder zeker, stellen vooral vast dat ze het momenteel niet kunnen weten; misschien zijn er mensen die het weten en misschien wordt het ooit voor iedereen kenbaar. Ook dat houdt deze agnost voor mogelijk. Deze agnost gelooft niet in goden, niet in het ontbreken van goden en ook niet in het agnosticisme. De agnost die vast stelt te weinig materiaal te hebben voor een betrouwbare hypothese over het al dan niet bestaan van goden, kan echter wel conclusies trekken over de mogelijke rol van goden.
De onderzoeksvraag is: Wat kan de agnost vaststellen over de implicaties in de fysieke wereld van het al dan niet bestaan van goden?

In principe zijn er twee mogelijkheden: er bestaat iets goddelijks of er bestaat niet iets goddelijks, waarbij we het goddelijke beschouwen als een kracht die per definitie niet met natuurwetten kan worden beschreven. Voor de agnost zijn beide mogelijkheden acceptabel en zal de waarheid in ieder geval moeten bestaan uit een van deze twee mogelijke waarheden.
We benoemen het bestaan van een kracht die niet met natuurwetten kan worden beschreven met G. De conclusie van G beschouwen we als de waarheid van de godsdienstige en de conclusie van ?G als de waarheid van de atheïst, dus gaan we op zoek naar een P en Q waarvoor geldt G ? P en ?G ? Q. De wet van de uitgesloten derde bepaalt dat P en Q op dit gebied samen alle mogelijke waarheden bevatten. Het zal daarmee niet duidelijk worden of P dan wel Q waar is, maar het biedt wel inzicht in de consequenties van G óf ?G.
Het is echter van belang een tweede onderscheid te maken. Binnen het domein G zijn twee sub domeinen te onderscheiden, die onderling dermate verschillen dat er sprake is van een driedeling. We benoemen aG de grootst denkbare kracht, een kracht die almachtig, alwetend en volledig goed is, zoals God in de Koran, het Nieuwe Testament en de Torah wordt beschreven. G\aG bestaat dan uit alle krachten buiten de natuurwetten die op enige wijze beperkt zijn, niet alles weten of kunnen, of niet volledig goed zijn, zoals in het Hindoeïsme en het Boeddhisme, maar ook krachten als karma en 'The Force' van Star Wars. Er zijn definities van atheïsme die stellen dat dergelijke vormen van ietsisme ook onder atheïsme vallen, een dergelijke definitie wordt in dit onderzoek niet gehanteerd. G wordt dus opgedeeld in: aG ? P1 en G\aG ? P2.

De waarheid van de atheïst
Het atheïsme zoals hierboven gedefinieerd is gelijk aan fysicalisme; er bestaat alleen een fysieke wereld, waarbinnen alles aan de natuurwetten gehoorzaamt, dus: ?G ? fysicalisme.
In het artikel 'fysicalisme en het probleem van mentale causaliteit' stelt Leon de Bruin: "Een van de belangrijkste problemen voor het fysicalisme is de vraag hoe de menselijke geest causaal actief kan zijn in een fundamenteel fysische wereld. Deze causale activiteit van de menselijke geest, ook wel mentale causaliteit genoemd, is van wezenlijk belang als we een zinnige betekenis willen toekennen aan begrippen als vrije wil en morele verantwoordelijkheid. Door middel van een analyse van de belangrijkste fysicalistische principes zal ik aantonen dat het fysicalisme het probleem van mentale causaliteit uiteindelijk niet kan oplossen. Het is voor de menselijke geest simpelweg onmogelijk om causaal actief te zijn in een wereld die fundamenteel fysisch is" (De Bruin, 2006). Een geest of ziel is in een louter fysieke wereld in feite zelf al bovennatuurlijk.
Dualisme gaat niet samen met fysicalisme en dus ook niet met atheïsme:
((?G ? fysicalisme) ? (fysicalisme ? monisme)) ? (?G ? monisme).
Determinisme is logisch te herleiden uit het monisme. In een monistische, puur fysieke wereld is er geen bovennatuurlijke input. Alles wordt dus veroorzaakt door gebeurtenissen in het verleden en het heden, de toekomst volgt logisch uit het verleden. Dat sluit goed aan bij de definitie van determinisme in het filosofisch woordenboek: "Doctrine die stelt dat iedere gebeurtenis, waaronder ook het menselijk bewustzijn en handelen, causaal het gevolg is van een ononderbroken keten van eerdere gebeurtenissen" (filosofischwoordenboek.nl, 2012). Dus:
((?G ? monisme) ? (monisme ? determinisme)) ? (?G ? determinisme).
Als elke toekomstige gebeurtenis een gevolg is van dat wat er aan vooraf ging, is ook het ontstaan en handelen van elke mens een gevolg van de gang van zaken. Een mens reageert dus in een bepaalde situatie zoals een mens met bepaalde genen en bepaalde ervaringen in de bepaalde situatie wel moet reageren.
Er is onenigheid over de vraag of de vrije wil compatibel is met determinisme. In zijn boek 'Vrije Wil' beschrijft Van de Laar de incompatibilisten en de compatibilisten. De eerste groep stelt dat determinisme een vrije wil uitsluit, de tweede groep stelt dat mensen ook in een deterministische wereld een vrij wil kunnen hebben (Van de Laar, Voerman, 2011). Het gaat hier echter om een verschil van mening over de definitie van het begrip 'vrije wil'. "Volgens een conditioneel compatibilist moet (..) aan twee voorwaarden voldaan zijn als iemand uit vrije wil handelt. In de eerste plaats moet het zo zijn dat de persoon doet wat hij wil doen. Wat hij wil doen mag echter best gedetermineerd zijn (…) In de tweede plaats moet het zo zijn dat als de persoon iets anders had gewild, hij dan iets anders zou hebben gedaan. Maar het feit dat hij niet iets anders wilde mag - opnieuw - best gedetermineerd zijn" (van de Laar, Voerman, 2011). Hier gaat het dus om een vrijheid van handelen, niet om vrijheid van willen: de persoon moet kunnen doen wat hij wil, hoeft niet te kunnen willen wat hij wil. Volgens incompatibilisten is een wil pas vrij als iemand zelf kan bepalen wat hij wil. De twee groepen zijn het vooral oneens over het begrip vrije wil, maar niet over hoe vrij een mens is binnen het determinisme. Het komt er op neer dat we niet verantwoordelijk zijn voor wat we willen en als we niet verantwoordelijk zijn voor wat we willen, dan is het de vraag of we wel verantwoordelijk zijn voor wat we doen. Zelfs als we iets met tegenzin doen, doen we het toch omdat we het willen. We kunnen iets bijvoorbeeld doen omdat we graag een ander blij willen maken of omdat we willen dat het op lange termijn tot iets zal leiden. Omdat het legitiem is vast te stellen dat onze wil pas vrij is als we vrij zijn om te bepalen wat we willen, kunnen we logisch beweren:
((?G ? determinisme) ? (determinisme ? ?vrije wil)) ? (?G ? ?vrije wil).
De hele reeks is dan: ?G ? fysicalisme, fysicalisme ? monisme, monisme ? determinisme, determinisme ? ?vrije wil, oftewel ?G ? fysicalisme ? monisme ? determinisme ? ?vrije wil, dus Q ? determinisme ? ?vrije wil.

De waarheid van de almachtige, alwetende en volledig goede God
Bij het onderzoeken van de waarheid van God is voorzichtigheid geboden, omdat we niet alles kunnen baseren op wat we kunnen zien of onderzoeken en omdat het begrip niet vastomlijnd is. De enige zekerheid is de premisse; dat Hij/Zij almachtig, alwetend en volledig goed is (lees verder Hij als Hij/Zij).
In het boek 'Encyclopedia of science and religion' stelt Wentzel Van Huyssteen dat er twee typen almachtige goden zijn, beide leiden tot theologisch determinisme: "In the first, God determines everything that happens, either in one all-determining single act at the initial creation of the universe or through continuous divine interactions with the world. Either way, the consequence is that everything that happens becomes God's action, and determinism is closely linked to divine action and God's omnipotence" (Huyssteen, 2003).
Een almachtige God kan de wereld voortdurend beïnvloedden en omdat een almachtige God mogelijkerwijs over een vrije wil beschikt, kan Hij als beïnvloeder ongedetermineerd zijn, maar dat maakt de reactie van de gedetermineerde mens op de natuurwetteloze chaos die een God hier mogelijk mee schept niet minder gedetermineerd. De vraag of een dergelijke God Zijn mogelijk vrije wil met de mens kan delen, laten we hier nog even rusten.
Als God naast almachtig ook alwetend is, beperkt dat de ruimte van God:
"According to the second type of theological determinism, God has perfect knowledge of everything in the universe because God is omniscient. And, as some say, because God is outside of time, God has the capacity of knowing past, present, and future in one instance. This means that God knows what will happen in the future. And because God's omniscience is perfect, what God knows about the future will inevitably happen, which means, consequently, that the future is already fixed" (Huyssteen, 2003).
Als God alles altijd al wist, lag alles ook voor Hem vanaf het begin van de schepping al vast. De enige weg die alles kon nemen en zal gaan nemen, ontstond met het ontstaan van God. Direct na het ontstaan van de wereld had ook God geen ruimte meer het creëren van nieuwe mogelijkheden. Bij het scheppen van de wereld had God wellicht een moment van vrijheid van willen en handelen, maar dat moment was oneindig kort.
Als God naast almachtig en alwetend ook volledig goed is, dan is ook dat korte moment van scheppen geen moment van vrijheid geweest. God is dan volledig gedetermineerd, heeft geen vrije wil of keuze. Hij wil het goede doen, weet wat goed is door Zijn alwetendheid en kan dat realiseren door Zijn almacht.
Dus geldt P1 ? determinisme ? ?vrije wil. Hierin is P1 gelijk aan Q.

De waarheid van de beperkte God
Bij het onderzoeken van de waarheid van de beperkte God begeven we ons helemaal op glad ijs. De zekerheid die we hebben over God in het bovenstaande, dat Hij almachtig, alwetend en volledig goed is, geldt niet voor een beperkte God of goddelijke kracht. Niets is uitgesloten. Het enige dat we overhouden is de bij aanvang gekozen definitie, dat het een kracht is die niet door de natuurwetten wordt bepaald of beperkt. Een dergelijke God kan bijna onuitputtelijk vrij zijn, kan bijvoorbeeld steeds terug naar de oerknal om daar te dobbelen. Deze God zou vrijheid met de mens kunnen delen, waarbij een vrije wil voor de mens geen probleem hoeft te zijn. En in tegenstelling tot Q en P1 is determinisme in een door beperkte goddelijkheid bepaalde wereld niet noodzakelijk waar.
P2 ? ((determinisme ? ?determinisme) ? (vrije wil ? ?vrije wil))

De waarheid van Baruch Spinoza
Bij dit onderzoek kwam ik regelmatig teksten van of over Spinoza tegen. Spinoza lijkt een derde positie in te nemen, naast G en ?G. Rienk-Jan Benedictus beschrijft in zijn artikel 'Baruch Spinoza en de irrelevantie van religie' dat Spinoza zich afzet tegen het dualisme van Descartes, die predikte dat de werkelijkheid verdeeld is in twee afzonderlijke substanties: de geest én tastbare materie, zoals het lichaam. Spinoza was een monist, "volgens hem was alles wat er bestond te herleiden tot één enkele substantie - niet denken, niet uitgebreidheid, maar simpelweg substantie" (Benedictus, 2013). Spinoza had het wel over een God in zijn teksten, wat er op zou kunnen duiden dat we hem moeten indelen bij G. Maar Benedictus stelt "dat hij in zijn werken voortdurend de begrippen 'God' en 'natuur' over één kam scheerde. Daarmee trok hij het idee van God volledig uit de context van de 'officiële' godsdiensten" (Benedictus, 2013). "Omdat er maar één substantie was, functioneerde alles en iedereen noodzakelijk volgens de 'wetten der natuur'. Spinoza had dus een 'gedetermineerde' visie op de wereld, en concludeerde dat de mens geen volledige vrije wil had. Hij bedacht dat hij als mens nog wel de vrijheid had om zelf keuzes te maken en te handelen, maar deze vrijheid werd altijd begrensd en als het ware 'bestuurd' door natuurwetten. Zoals een appelboom niet ineens kon besluiten sinaasappels te laten groeien, zo kon de mens ook niets doen dat indruiste tegen z'n natuur" (Benedictus, 2013).
Deze filosofie lijkt atheïstisch, ook al spreekt Spinoza over God. En dat is niet zo vreemd, in de tijd van Spinoza was het een ernstig vergrijp om te beweren dat God niet bestaat. Voor deze filosofie is Spinoza verketterd, terwijl hij God nog netjes in zijn filosofie heeft opgevoerd. Als we 'God' vervangen voor 'natuur' en 'de krachten van God' voor 'natuurwetten', wat Spinoza in zijn werk zelf ook regelmatig doet, ontstaat een atheïstisch wereldbeeld. Er is voldoende grond om de waarheid van Spinoza in te delen bij ?G, ondanks de vele teksten over God. Gaande dit onderzoek werd het minder relevant om Spinoza tot een van de twee categorieën te kunnen rekenen, aangezien Spinoza ook lijkt te spelen met het principe dat Q en P1 dichtbij elkaar liggen.

Conclusie
Er zijn ook voor een agnost uitspraken te doen over de implicaties in de fysieke wereld van het al dan niet bestaan van goden. Zowel in een werkelijkheid zonder goden, als in een werkelijkheid met een almachtige, alwetende en volledig goede God, lijkt er geen ruimte te zijn voor de vrije wil of voor twijfel aan determinisme.
In een werkelijkheid waarin beperkte goddelijke krachten onafhankelijk van natuurwetten opereren, is het mogelijk dat er een vrije wil bestaat en hoeft determinisme niet per se te gelden.
De schijnbaar onbegrensde mogelijkheden van beperkte godheden maken een afgebakende waarheid voor de agnost onbereikbaar. Er zijn ongetwijfeld nog categorieën af te bakenen binnen de waarheid van de beperkte God, om dichterbij de waarheid van de godsdienstige en daarmee de waarheid van de agnost te komen. Dit herbergt dus nog vele mogelijkheden voor vervolgonderzoek.
Daarnaast is er nog een domein dat ruimte biedt voor vragen over goden, vrije wil en determinisme: de kwantummechanica. Met de willekeur die deze theorie lijkt te introduceren is er misschien ook buiten het domein van de beperkte God ruimte voor de vrije wil en voor twijfel aan determinisme. Ook hier liggen mogelijkheden voor vervolgonderzoek.

Bronnenlijst
- Benedictus, R. J.(2013). Baruch Spinoza en de irrelevantie van religie. isgeschiedenis.nl. 18 april 2013. Geraadpleegd op 26 januari 2015. http://www.isgeschiedenis.nl/filosofen/baruch-spinoza-en-de-irrelevantie-van-religie/
- De Bruin, L. (2006). Fysicalisme en het probleem van mentale causaliteit. Radix. Tijdschrift over geloof en wetenschap. 1-23. geraadpleegd op 26 januari 2015. file:///C:/Users/dada/Downloads/Leon_De_Bruin_Fysicalisme_en_het_probleem_van_mentale_causaliteit.pdf
- (2012). Determinisme. filosofischwoordenboek.nl. geraadpleegd op 26 januari 2015. http://www.filosofischwoordenboek.nl/2012/10/d_3.html
- Van Huyssteen, W. (2003). Encyclopedia of science and religion: A-I. Vol. 1. 2e editie, Gale: Macmillan Reference USA, Thomson. p. 217.
- Van de Laar, T. & Voerman, S. (2011).Vrije wil. Rotterdam: Nederlandse rechten Lemniscaat.
- Van der Lecq, R. (2014). Geloof en Rede. Colleges Waarheid en Autoriteit, dia 15, 25 november 2014.



home | papers | universiteit papers